indo’s

Ik herinner mij het vroegere Slotermeer nog als de dag van gisteren. De tijd dat de Nuts nog gewoon een Nuts was en niet Nutsiger als nu, en het weer nog geen Center Parcs-weer heette, maar gewoon goed of slecht was. Het was aan het eind van de vijftiger jaren dat mijn grootouders verhuisden naar de rand van de Amsterdamse beschaving, de E. du Perronstraat in het toenmalige grijze, grauwe Slotermeer. Eduard du Perron werd in 1899 op West-Java geboren, kwam op 22-jarige leeftijd naar Nederland en stierf in 1941. Hij was schrijver van gedichten, novellen, romans, essays, biografieën en dagboeknotities. Zijn jeugdjaren in het voormalig Nederlands-Indië beschreef hij in zijn bekendste roman ‘Het land van herkomst’. Wie heeft er ooit van hem gehoord of iets van zijn werk gelezen? Hij moest dan ook genoegen nemen met een straatje achteraf in Slotermeer.

 Het kon daarbij geen toeval zijn dat mijn grootouders in juist deze straat terechtkwamen waar, zo leek het, vrijwel alle gerepatrieerden uit onze voormalige kolonie Nederlands-Indië bij elkaar woonden. Mijn grootouders als enige echte Hollanders daartussen.

Van vriendjes die ik dit vertelde, leerde ik dat mijn grootouders tussen ploppers woonden. Het woord plopper lag lekker in je mond en ik gebruikte dat woord onmiddellijk meer te onpas dan te pas. Ik heb de betekenis van dat woord vele jaren later alleen maar kunnen achterhalen in het Bargoens Woordenboek. Het staat er overigens na het woord ‘plompzakken’ dat ook lekker in je mond ligt. Maar dat is dan ook de enige overeenkomst. Van dit woord had ik echt nog nooit gehoord. Niet door het woord zelf, maar vooral door de betekenis ervan werd mijn aandacht getrokken. Toen ik die las, heb ik er onwillekeurig toch een moment bij stilge1. Ik wil u de betekenis niet onthouden. Het blijkt een sexuele handeling te zijn, waarbij de zaadballen binnen het vrouwelijk geslachtsorgaan worden gebracht. Ik geef toe, mijn sexuele fantasieën reiken soms ver, maar hier werd toch een uiterste lenigheid van mijn geest gevergd. Maar dit verder terzijde.

 Met het woord plopper daarentegen wordt een Indonesische politieke extremist aangeduid die vocht voor Indonesische zelfstandigheid. Wat wist ik daar toen nog van? Uit de reakties van mijn vader begreep ik wel dat het woord een zodanige negatieve lading had, dat je het maar beter niet kon gebruiken, en zeker niet als er een Indo in de buurt was. Mijn vader zei mij dan ook indringend ‘zodra je dat woord in je mond neemt, krijg je van mij een hengst voor je harses’. Zo was hij, mijn vader. Streng, maar rechtvaardig. En, ik geef het toe, hij wist meer dan ik. Deze Indo’s waren helemaal geen ploppers, omdat zij welbewust de zijde van óns Nederlanders’ hadden gekozen.

 Het trieste gevolg daarvan was wel dat zij werden gedwongen hun tropische paradijzen als Nandoe, Belekambang en de Grote en Kleine Goreng eilanden te verruilen voor het grijze, grauwe Slotermeer, in de schoot van Eduard du Perron.

 Als ik dan als jongen van amper tien jaren de E. de Perronstraat inliep op weg naar mijn grootouders, rook ik luchtjes die ik nooit eerder had geroken, maar geheel pasten bij de ex-koloniale samenleving. En nog, als ik mijn ogen even dichtdoe en mij een moment concentreer en door mijn neus inhaleer, ruik ik opnieuw die indringende geuren van slengdeng, tektek, bantak-lima, podor-goreng en nembar. Wat mij verder opviel was dat de Indo’s schuw waren. Zodra je langs hun huizen liep, verscholen ze zich snel achter de gordijnen. Vrijwel nooit zag je ze op straat. En als je er al een zag, dan leek die op een aangeklede wajangpop. Als je al het geluk had er een tegen het lijf te lopen, dan sprak hij of zij met een wonderbaarlijk accent zoals later alleen ingenieur Manousama kon. Afgezien van die vreemde kookluchten en misschien dankzij het gebrek aan kontakt, ondervonden mijn grootouders geen enkele hinder van ze. Ze lieten zelfs geen gelegenheid voorbij gaan om ieder die het horen wilde te zeggen hoe lief die mensen wel waren. Lief was misschien een synoniem voor weinig of geen overlast. Misschien daarom ook heb ik het woord plopper nooit in de nabijheid van een Indo gebruikt.

Mijn grootouders zijn al lang overleden. In mijn koffiepauze loop ik nog wel eens door die E. du Perronstraat, langs het huis van mijn grootouders. Dan inhaleer ik diep. Het lijkt dan alsof mijn grootouders er nog steeds wonen, alsof ze niet zijn weggeweest. Dan zou ik willen aanbellen, en toch ook weer niet. Ze zouden mij toch niet meer herkennen.

Victor Luchtig

 

Plaats een reactie